Nu ik hier amper schrijf is het misschien wat flauw om aandacht te besteden aan wat ik lelijk Nederlands vind.
Maar vooruit.
Érg lelijk Nederlands vind ik de uitdrukking die tegenwoordig vaak, té vaak, wordt gebruikt: “een beetje ván zijn”.
In het dagelijks leven knars ik even wanneer iemand me onthult dat zij (het is meestal een ‘zij’) *een beetje ván* is.
Je kunt immers niet zomaar een tirade afsteken waarom bepaald taalgebruik pijn doet aan je oren en gelieve het tegen mij niet meer te gebruiken.
Maar nu hoor ik Margreet Reijntjes het gesprek met Carry Tefsen openen met “Bent u een beetje van de groepen” en dan weet ik dat de presentatrice dat er *niet* spontaan uitflapt aangezien dergelijke teksten vooraf plegen te worden opgesteld.
Dus, stel ik mij voor, bedacht iemand op de redactie van De Perstribune: Carry Tefsen heeft iets met een groep gedaan en dús vragen wij of ze “van de groepen” is.
Die tekst krijgt Margreet Reijntjes voorgelegd die denkt: dát is een mooie openingszin! Waarna ze er inderdaad mee opent.
*Knars* doe ik als luisteraar.
En zet meteen maar de radio uit.
Aangezien ik niet van de ván… (wat dan ook) ben.
Ik ben trouwens wel benieuwd wat mede-presentator Govert van Brakel, die bekend staat om een prima gevoel voor taal, van die openingszin vond.
Zouden ze die samen hebben besproken? Is Van Brakel toen overstag gegaan? Of -erger- vond hij hem ook mooi?
Of zat hij net zo erg te knarsen als ik toen hij zijn collega het gesprek zo hoorde beginnen.
Geef een reactie