Beeldend beschrijft Joris van de Kerkhof een landschap met wuivende rietsigaren – kan boer Raymond Zijp zich daar iets bij voorstellen.
Nee! Voor “plannen die niet eens bewezen zijn en die tot niets leiden” wil de provincie Noordholland “de weidse weilanden omvormen tot moerasgronden”.
Voor rietteelt. Lisdodde.
Waar het om gaat: in veenweidegebieden wordt de waterstand laag gehouden voor de landbouw. Daardoor zakt de grond en daalt de bodem. Dus: meer water. Dan kunnen er geen dieren meer op. Maar de lisdodde zal erop floreren.
Zijp is “woedend, briesend en heel verdrietig” en de notitie van de provincie? “Je kunt eigenlijk niet geloven dat het er staat.”
De verslaggever stelt voor naar de schapen te wandelen. De schapen die de boer elke dag telt om te kijken of alles nog goed is met ze want “veengronden zijn ook moeilijk te beheren, dat vraagt vakmanschap”.
“Mooi, hè,” vindt Joris van de Kerkhof: dat de schapen eerst weglopen en dan terugkomen als ze hebben vastgesteld dat het ok is.
De romantiek daarvan lijkt Zijp te ontgaan maar hij praat wel warm over zijn dieren. Ze zijn “een boer zijn muziek, zijn lust en zijn leven”.
Ter zake: als het plan van de provincie niet deugt, hoe zou Zijp het dán willen doen. De man noemt wat oplossingen die mij niet direct iets zeggen maar een deel van zijn kritiek snijdt zeker hout.
De boeren hebben geen inspraak gehad. Dat is nog een zakelijk argument.
Maar vooral: “Ze gaan voorbij aan de bezieling van een veehouder die probeert op een rendabele manier met zijn vee zijn gezin te onderhouden.
Dat voel ik zwart in mijn ziel.”
Mooi gesprek. Met een boer die – begreep ik later – bij mij om de hoek zijn bedrijf uitoefent.
Zelf moet ik er ook niet aan denken om over een tijdje niet meer uit te kijken op grazende schapen maar op lisdodde.
Een leuke plant, hoor, maar hij kan je niet aankijken en ook niet door het weiland deinen.